[Verhaal] De Zoon der Mensheid

Discussie in 'Actualiteiten, Sport, Entertainment en Lifestyle' gestart door Willem, 23 jan 2009.

  1. Willem

    Willem Obi-Willem XBW.nl Bestuur

    Berichten:
    13.173
    Leuk Bevonden:
    686
    Hallo beste XBW'ers!

    Naast het schrijven van artikelen voor Xboxworld houd ik me ook bezig met het schrijven van verhalen. Ik ben momenteel bezig met een aantal korte verhalen, één langlopend verhaal (een boek? :eek: ). Daarnaast heb ik ook één kort verhaal, waar ik twee vervolgen op ga schrijven. Het eerste deel, De Zoon der Mensheid, wil ik graag met jullie delen.
    Ik heb geen idee hoeveel bezoekers van Xboxworld graag lezen, kan me dus ook totaal geen beeld vormen van hoeveel mensen het graag willen lezen.
    Ik ben met name op zoek naar jullie mening! Wat vind je er van? Heb je kritiek? Alles is welkom.

    Wellicht post ik later nog eens iets dat ik geschreven heb, maar vooralsnog houd ik het hierbij. Dit topic zal dan ook geen lang leven leiden denk ik. Nu ben ik gewoon op zoek naar lezers en hun mening! :)

    Overigens staan nog niet alle namen vast en kan het zijn dat ik titels van hoofdstukken nog verander!

    Ik heb in elke spoiler één hoofdstuk geplaatst. Ik hoop dat je het leuk vind. ^^

    EDIT: Owja, downloadlinkje HIER. Kan maar 10x gedownload worden, dus doe het alleen als je het ook echt wilt lezen. ;) Check eerst ff een stuk in de spoiler ofoz.

    De Zoon der Mensheid

    Er was eens een klein, lelijk meisje. Haar ouders hadden een groot huis en enorme landerijen. Ze hielden van hun dochter en zorgden zo goed mogelijk voor haar. Het meisje was zo lelijk dat bijna iedereen op school haar pestte. Ze had een paar vriendinnetjes, maar ook zij waren lelijk. Op school had ze het niet haar zin. Haar ouders hadden medelijden met haar en schaamden zich heimelijk voor hun dochter. Dit wist het arme meisje natuurlijk niet.

    Dit meisje, genaamd Eva, was dol op bloemen. Ze wandelde graag door de tuin die door wel honderd mannen werd onderhouden. In de tuin was alles te vinden. Er stonden oude grijze olijvenbomen, lange rijen groene druiven en kriskras verspreide fruitbomen. Er was een moestuin met veel groentes, niet alleen uien, preien en wortels, ook tomaten en paprika’s, courgettes en komkommers, sla en kool. In stokken verstrengeld groeiden lange bonen. Er was fruit in overvloed, zoete aardbeien en zure ananas. Pruimen en appels, sappige peren en felgele citroenen.

    Er waren een drietal kippenrennen verspreid over het landgoed te vinden, de beestjes zorgden voor geluid en leven tussen de zwijgzame planten. Elke avond bracht hanengekraai de kippen bijeen en was het tijd voor Eva om naar bed te gaan. In de winter was dat vroeger dan in de zomer.
    Tussen dit alles waren kleurvolle percelen met bloemen te vinden. Alle kleuren en geuren mengden zich en maakten de landerijen tot het mooiste stuk aarde ter wereld.

    Hoge en brede hagen, vol groene en witte, gele en rode bloemen bepaalden de paden in de tuin. Elke gewone man zou bij het aanblik van deze tuin op de knieën vallen en denken in het paradijs aangekomen te zijn. Eva had daar geen oog voor. Er was namelijk nog één, zeer speciaal stuk land, diep verborgen in de tuin. Een bloementuin speciaal ingericht voor haar enige bezoeker.

    Wanneer Eva terug kwam van school, soms met blauwe plekken, gooide ze haar tas neer bij de poort en haastte zich naar haar eigen bloementuin. De poortwachter, een oude, stugge meneer wiens grijze, dunne haar altijd strak naar achteren gekamd zat, raapte dan voorzichtig haar tas op en bracht deze naar het landhuis. Elke keer schudde hij afkeurend het hoofd en vroeg zich vervolgens af waar dat meisje zich toch zo naar toe haastte. Elke keer keek de wachter haar niet aan, zo afstotelijk lelijk vond hij haar. Hij vroeg zich af of Eva niet knapper wilde zijn en hij dacht dat ze niet wist dat ze zo afzichtelijk was.

    Maar dat wist Eva heel goed. Het waren niet enkel de woorden die haar op school toegeroepen werden door haar klasgenootjes. Het waren niet enkel de pesterijen die haar dit deden realiseren. Bijna elke dag, na het avondeten, kreeg ze van haar ouders cadeaus. Nieuwe kleren of dure sieraden, lange roze jurken en met kristal ingelegde kronen. Nooit kreeg ze een spiegel. Eva nam alles vriendelijk aan, bedankte haar vader en gaf moeder een kus waarna ze naar kamer ging.

    Het huis was zo groot dat Eva veel kamers passeerde, lange gangen doorkruiste en hoge trappen moest beklimmen eer ze bij haar kamer was. Nergens in het huis hing een spiegel, nergens was er een spiegelend oppervlak. Met het invallen van de nacht en het aansteken van kaarsjes in het huis, sloot haar moeder altijd de gordijnen zodat Eva niet van haar eigen spiegelbeeld kon schrikken. Zelfs in de tuin waren er geen vijvers of plassen te vinden, en de tuinmannen moesten oppassen met het gebruik van water bij het verzorgen van de gewassen.

    Haar ouders wisten niet dat Eva elke dag een omweg maakte naar school toe en ook weer terug naar huis. De school lag net achter het dorp en dat dorp lag dan weer op een klein aantal kilometers van het landhuis vandaan. Eva legde de afstand elke schooldag te voet af en in plaats van dat ze de weg door het dorp nam, nam ze een pad dat er rond liep. Er stroomde namelijk een klein en vredig beekje langs het dorp.

    Elke schooldag hurkte Eva neer bij het rustig kabbelende riviertje. De allereerste dag dat Eva bij het riviertje aankwam, met haar gedachtes in een andere wereld verzeild was ze van de weg geraakt, had ze alleen de kleine zilveren visjes gezien die haar zo snel passeerden. Ze had de stenen gezien en het mos, ze hoorde hoe het riviertje vredig stroomde en ze rook de frisse, kille geur van het koude water. Toen zag ze pas haar spiegelbeeld. Ze schrok. Ze viel op haar achterwerk, draaide zich om en kroop huilend naar huis. Die dag verwijderde vader hoogstpersoonlijk alle spiegels in het huis en werden alle regels aangepast. Die dag begonnen de cadeaus.

    De cadeaus hielden jaren aan en nooit kreeg Eva iets wat ze graag wilde. Ze had haar eigen tuin, een plek waarvan haar ouders niet eens wisten dat die er was. Ze schonken hun dochter weinig aandacht als deze buiten was, verdwaald in het landschap. De enige plek waar Eva in alle rust en vrede die ze wenste kon vertoeven was de tuin. Met haar handen bewerkte ze de aarde, verplantte elke jaar alle bloemen en planten om zo de aarde te sparen en de aanblik van haar eigen hof fris te houden. Als Eva tevreden was met haar werk moest ze natuurlijk zorgen dat haar handen en kleren schoon waren. Ze rende dan ook naar het beekje waar ze zichzelf voor het eerst zag, waste haar handen en bekeek zichzelf. De plezier die ze beleefde aan het onderhouden van haar tuin en het geluk dat ze voelde wanneer haar ze tuin bekeek, werd dan door het water weggedragen. Eva durfde haar eigen gezicht niet te aanschouwen, zo lelijk was het. Het maakte haar diep ongelukkig.

    Naast tuinieren had Eva nog één grote hobby. Dagelijks bezocht ze de bibliotheek op de hoogste verdieping van het landhuis en verdwaalde tussen de grote kasten vol stoffige boeken. Ze was dol op boeken en las dagelijks een nieuw. Met een dik boek onder haar arm vertrok ze stilletjes naar haar tuintje, waar ze in alle rust zichzelf kon kwijtraken in de magische wereld die woorden voor haar creëerden. Eva was slim en begreep op de jonge leeftijd die zij bezat wat boeken die eigenlijk niet voor haar geschikt waren, vertelden. Hoewel ze niet terugdeinsde voor wetenschappelijke boeken over het leven, de natuur of fysica, waren het met name de verhalen over avontuur, magie en helden die haar interesseerden. Met haar zwakke vriendenkring en weinige sociale behoeften was het makkelijk voor Eva om de realiteit te verwisselen met wat ze las. Ze droomde er van op een dag een reis te maken naar de bergen in het verre westen en te ontdekken wat daar achter te vinden is. Eva was geestelijk haar leeftijd ver vooruit.

    Het was een warme lentedag waarop Eva, met het zweet op haar voorhoofd, in slaap viel tussen kleurrijke rozen en geurige hyacinten. Ze had hard in haar tuin gewerkt om deze voor te bereiden op de komende zomer. Toen ze eenmaal klaar was slaakte ze een diepe zucht en strekte zich op de grond uit tussen de bloemen. Er jeukte iets op haar wang. Ze opende voorzichtig één oog en nam een wel heel vreemd schouwspel waar. Kleine mensfiguren bouwden een stellage. Met het zien van Eva haar reusachtige oog dat zich opende, schrokken ze even op om vervolgens weer aan de slag te gaan. Eva voelde hoe ze zich niet meer kon bewegen, de mannetjes hadden touwen rond haar voeten, benen, lichaam, armen en handen geslagen. De stellage reikte al tot boven haar neus en wierp schaduwen op haar lelijke gezicht.
    De mannetje die de stellage gebouwd hadden verdwenen en maakten plaats voor schilders. De schilders schudden de hand met de pas gearriveerde beeldhouwers en niet lang daarna arriveerden ook de timmerlieden. Ze bekeken Eva eens goed, en zij bekeek hen eens goed. Ze herkende de gezichten. Alle werklieden die zich op de stellage verzameld hadden zaten bij Eva op school. Ze pestten haar allemaal, sommige van hen hadden haar geslagen. Ze waren nu zo klein dat Eva hen makkelijk had kunnen fijnknijpen tussen duim en wijsvinger, was het niet dat ze geketend ten gronde lag. Na een kop koffie gedronken te hebben gingen de klasgenootjes van Eva aan de slag. Twee van hen sloegen een doek voor haar ogen en vier anderen vulden haar oren met watten, een karwei wat veel van de kleine figuurtjes vergde.

    Eva schrok wakker en kwam direct overeind, waarbij ze haar wang sneed aan één van de rozen. De dwergjes waren weg en van een stellage of touwen was niets te zien. De zon was aan het ondergaan, de haan verzamelde zijn kippen met luid gekraai. Eva moest al lang thuis zijn! Zonder naar de beek te gaan om haar handen te wassen rende Eva naar huis, bang dat haar ouders boos zouden zijn. In haar angst besefte ze niet dat haar moeder haar ongerust zou opvangen en vader haar zou complimenteren voor een ogenschijnlijk groot avontuur. Ze hadden dusdanig veel medelijden met hun dochter dat ze het niet over hun hart konden verkrijgen haar te straffen.

    Uitgeput beklom Eva de trappen naar de zware, eikenhouten deur. Deze was al gesloten. Eva moest op haar tenen staan om bij het touw van de bel te komen. Wild trok ze het touw tweemaal naar haar toe, tweemal klonk het belletje. Moe als ze was ging Eva even zitten op het koude steen van de trap. Ze hoorde voetstappen naderen en draaide zich om. De zware deur ging onder gekreun open en een lange man keek neer op Eva.
    ‘’Hallo papa.’’ zei Eva. ‘’Sorry dat ik laat ben, ik was in slaap gevallen!’’
    De man keek bekeek haar eens goed. Hierbij draaide hij zijn hoofd in een aantal rare posities, alsof hij zijn dochter dan beter zou herkennen. ‘’Jij bent Eva helemaal niet. Waar is ze? Vertel!’’ De man werd boos en dreigde met zijn vinger. Eva zette een stap achteruit. Het gelaat van de man veranderde, hij keek het meisje dat zo goed als op zijn dorpel stond bedroef aan.
    ‘’Ik heb een lelijke dochter.’’ zei de man. ‘’En dat ben jij niet. Jij bent mooi. En gewond! Kom binnen, dan doet mijn vrouw iets aan die akelige snede op je wang.’’ De man gebaarde Eva het huis binnen te stappen.
    Eva begreep niet wat er aan de hand was en stapte voorzichtig het huis binnen. Het was er akelig stil en haar voetstappen en die van haar vader galmden in de brede hal. Eva kende dit huis, al zeven jaar at en sliep ze er in. Ze volgde haar vader, de man die haar niet herkende, het huis in. Ze passeerden de keuken rechts, de kelderdeur links, de trap naar de tweede verdieping rechts en vaders studeerkamer links. Uiteindelijk kwamen ze bij de woonkamer.
    ‘’Vrouw.’’ blafte de man. ‘’Doe iets aan dit kind haar wond.’’
    Eva voelde met haar hand aan de snede op haar wang. Deze liet bloed achter op haar vingers, het deed pijn. Het moest een fijne snee zijn.
    ‘’Hoe kom je erbij dat kind mee te brengen?’’ hoorde ze haar moeder zeggen op de achtergrond. ‘’Je kent haar helemaal niet.’’
    ‘’Ze stond zomaar in de deuropening en ik kon haar met die akelige snede niet achterlaten.’’
    Eva hoorde haar moeder zuchtten toen deze naar haar toe kwam. Ze legde een hand op Eva’s hoofd, zakte door haar knieën en keek Eva vriendelijk aan.
    ‘’Meisje, wat ben jij mooi! Je bent niet van hier, hè? Ik heb nog nooit iemand zo mooi gezien als jij.’’
    De vrouw staarde kort langs Eva heen. ‘’Had ik maar zo’n mooie dochter.’’
    ‘’Maar mama!’’ riep Eva boos uit. ‘’Ik ben je dochter, ik ben het, Eva!’’
    De vrouw keek Eva vreemd aan. Ze stond op zonder iets te zeggen, pakte Eva’s hand en liep samen met haar naar de keuken waar ze haar wang schoonmaakte en een pleister over de wond plakte.
    ‘’Ziezo. Ga nu maar snel naar huis, meisje. Ik laat je de uitgang wel zien.’’
    De moeder van Eva ging haar dochter voor. Ze volgde op enkele meters afstand zonder te weten wat er gebeurde. Haar jonge hersens konden nog niet bevatten wat er gebeurde. Tot ze buiten stond en de deur achter haar sloot.
    Ze draaide zich om. ‘’Mama?’’ fluisterde ze. ‘’Papa?’’ Het huis antwoordde niet, de tuin zweeg.
    Eva stormde de trap af met twee treden tegelijk en rende naar het riviertje. De zon was ondergegaan toen ze bij de rivier aankwam. De maan scheen een zwak licht over het water uit dat rustig stroomde. Het leek nauwelijks te bewegen. Bij het riviertje begon Eva te huilen. Ze zakte op haar knieën en viel bij de beek in slaap.

    Met het ochtendgloren werd ze wakker. Haar zoute tranen waren opgedroogd en lieten kleverige resten achter op haar gezicht. De zon kwam nog maar net op, Eva had dorst. Ze ging op haar knieën zitten en boog voorover, met volle teugen dronk ze het koele water afkomstig uit verre bergen. Toen Eva eenmaal haar dorst gelest had, bewoog ze haar gezicht een stukje naar achteren en bekeek haar eigen spiegelbeeld in het water. Ze was mooi! Eva vergat op slag dat haar ouders haar niet herkende, stond op en begon wild te dansen. Ze riep uit: ‘’Ik ben mooi! Ik ben mooi! Ik ben mooi!’’

    De bakker, die al vroeg in de ochtend begonnen was met het bakken van zijn broden dacht iets te horen. Het deeg dat hij zojuist stevig had gekneed liet hij voor wat het was. In de deuropening van zijn bakkerij luisterde hij aandachtig naar wat hij dacht dat wild geschreeuw van een jong kind was.
    ‘’Ik ben mooi! Ik ben mooi!’’ hoorde hij als vanuit de verte. Met een stevige broodplank in de hand verliet hij zijn bakkerij op zoek naar het kind dat zo gek was in de vroege ochtend buiten te spelen.
    ‘’En dan nog wel zulke vreemde kreten uitslaan.’’ bromde de man terwijl hij midden op het dorpsplein stond en probeerde te achterhalen waar het geluid vandaan kwam.
    De rivier, daar kwam het van! De bakker beende stug door met zijn broodplank in de hand, gereed om het domme kind een slag te geven. Toen hij aankwam bij de rivier geloofde hij niet wat hij zag.
    Een klein meisje, zo mooi als hij nog nooit gezien had, danste in een witte jurk in en rond de rivier. Het water spetterde tegen haar benen. ‘’Wel heb je me ooit.’’ stamelde de man. ‘’Wie ben jij, meisje?’’ vroeg de bakker voorzichtig.

    Eva keek op en zag de bakker in zijn werkkleding naar haar staan te kijken. Hij leek gefascineerd door haar. ‘’Wie ben jij, meisje?’’ vroeg de man. Dit zette Eva aan het denken en bracht haar terug naar wat er de vorige avond gebeurd was. Haar ouders die haar niet meer herkenden en nu de bakker, die haar doorgaans altijd vriendelijke groette, kende haar ook niet! Het begon Eva al snel te dagen dat niet enkel haar ouders en de bakker haar niet herkenden, niemand zou dat meer doen. Ze was dan wel klein, dom was ze zeker niet. Nu ze zo mooi was, herkende niemand haar meer. Plots vond Eva het helemaal niet meer leuk mooi te zijn.
    ‘’Meneer de bakker’’, zie Eva terwijl haar moed toenam, ‘’geef mij wat brood en een knapzak en ik vertel u wie ik ben!’’

    Jacob

    Jacobs leger
    Er was eens een groot, sterk leger. Het werd gevoed door mannen, jong en oud. Op bevel van hun koning trokken ze van land naar land en deden ze alle windrichtingen aan. Met het heffen van het zwaard zwichtte de ene na de andere gemeenschap. De koningen stierven en maakten plaats voor nieuwe, die het oorlogsschema van hun voorganger voortzette en de soldaten, jong en oud, lieten vechten tot hun eind. Met het verstrijken van de jaren stierven de soldaten. Sommigen door de oorlog, sommigen van ouderdom. De grijze haren van de oude mannen verdwenen onder een grafsteen, en de vurige koppen van de jonge soldaten maakten plaats voor de grijze haren van hen die voorgingen. Bij elke overwinning werden de legers versterkt met nieuwe manschappen, opgedaan uit de overwonnen gebieden. Een stad kent echter minder soldaten dan burgers en het leger begon te slinken. De oude mannen die eerste jonge mannen waren, gingen dood en de nieuwe jonge mannen werden oud. De bomen om hen heen groeiden hoog en breed en bezweken uiteindelijk onder het gewicht van hun eigen takken, om vervolgens opnieuw tot leven te komen. De afgebroken takken verrotten en voedden de aarde. Zo werd de afgebroken boom opnieuw groot. De regen en de wind teisterden het land, om vervolgens weer verdreven te worden door de kou uit het noorden en uiteindelijk de zon uit het zuiden. De oude mannen gingen dood, de jonge mannen werden oud, en de pasgeborenen werden soldaat.

    Het leger werd gedwongen steeds meer te versnipperen in kleine legers om de grenzen in het noorden, oosten, zuiden en westen te verdedigen. Eén van deze legers werd door de oorlog zo ver weg van huis gevoerd dat het thuis langzaam begon te vergeten. Met de dag werd het moeilijker huis te herinneren. Het landschap, de geuren en de geluiden van het oosten verdwenen langzaam uit het geheugen en werden uiteindelijk verdreven door de bergen in het westen en de geur van de zee daarachter. De kameel en de bizon moesten plaats maken voor het hert en de os. De wolf verdreef het luipaard en ook de majestueuze olifant werd vergeten. Elke dag leken de bergen te groeien tot de soldaten niet verder konden of ze zouden de bergen moeten trotseren. Noordelijk vochten de andere legers op de sneeuwvlaktes en zuidelijk vochten de legers in de woestenij.

    Een stevige wind uit zee nam de laatste herinneringen van huis met zich mee en droeg deze landinwaarts. Het westelijke leger beklom de berg, bereikte de top en begon aan de afdaling van haar. De aanblik van de zee dwong het leger tot stilstaan. Geen man in het leger, jong of oud, had ooit de eindeloze plas gezien. Ze zagen hoe rivieren de zee voedden en hoe de hemel het water opnam en er de bergen mee voedde.
    De tocht over de bergen had het westelijke leger veel gekost. Een honderdtal soldaten bereikten de kust en enkel de zee hield hen tegen om heel de wereld te veroveren. Het leek erop dat de westelijke legers hun opdracht voltooid hadden. Ze konden niet verder vooruit en alles achter hen had gebogen voor het zwaard en de koning. Wat het leger niet wist, was dat de koningen stierven en hun zoons werden vermoord. Er heerste onrust in het binnenland. Het leger zag hun missie als voltooid en vroegen zich af wat ze nu zouden doen. De dorpen aan de kust waren vernietigd en alle grondstoffen had het leger voor zichzelf gehouden. Ze hadden geen herinneringen aan huis. Ze hadden alle mannen, vrouwen en kinderen vermoord die woonden in de kustdorpen. Het leger was het bestaan aan vrouwen en kinderen vergeten. De dertig soldaten die de strijd om de grote havensteden overleefden waren de jongste van het stel. Hun gezichten waren nog niet ingevallen en hun haren waren lang. De meesten hadden een vrouw en jonge kinderen, sommigen van hen lieten een zwangere vrouw achter toen de oorlog hen nodig had. Nu waren ze alle herinneringen daaraan kwijt.

    De jongste soldaat, Jacob, hoewel hij die naam vergeten was, had een idee. De dagen werden langer en toen Jacob met zijn vrienden rond een vuur zat vroeg hij de aandacht.
    ‘’Makkers, afgelopen nacht heb ik gedroomd. Ik droomde van een houten dorp in de bergen. Het lag tegen een zwakschuine helling met veel gras. Er graasden dieren en ik zag grote terrasakkers. Het water uit de bergen stroomde in kleien riviertjes naar de zee en stond water af aan het land. In het midden van het dorp stond een grote appelboom waar wij met zijn allen rond stonden.’’
    De op één na jongste soldaat had precies dezelfde droom gehad. Hij had net als alle anderen met verbazing geluisterd toen Jacob over zijn droom verteld. Niet enkel de op één na jongste soldaat had de droom over het dorp in de bergen met Jacob gedeeld, iedereen had dat gedaan. De oudste mannen van wat ooit een gigantisch leger was waren de droom al vergeten, en zij die qua leeftijd ergens tussen in zaten begrepen niet dat de droom een betekenis had.
    De mannen vielen bij het vuur in slaap. De volgende dag verzamelden ze al het voedsel dat ze mee konden nemen en vertrokken zonder hun wapens mee te nemen naar de bergen. Ze lieten hun zwaarden, schilden, uitrusting en banieren achter en trokken als boeren de bergen in. Als boeren zouden ze daar voor vele jaren wonen.

    De vier oudsten kwamen om bij de zoektocht naar goede gronden. Er kwamen uiteindelijk zesentwintig mannen van middelbare leeftijd te wonen in het dorp in de bergen, waarvan sommigen als vijftienjarige van huis vertrokken. Ze bouwden huizen van hout met daken van riet. Ze bouwden stallen en verzamelden runderen aan de kust. De dieren graasden overdag op de berghelling of in de duinen en konden ’s nachts rusteloos slapen in de stallen. Met pijl en boog jaagden de mannen op herten en verdedigen zichzelf en hun vee tegen wolven. Ze legden akkers aan en bouwden gemalen in de rivieren die in de met sneeuw bedekte bergen ontsprongen. Ze bakten brood, braadden vlees en kookten groentes. Met dikke schaapsvachten overleefden ze de winter, en in hun blote bast gingen ze ’s zomers zwemmen in zee. Elke dag hadden de mannen werk en waren ze meer dan tevreden. Ze leidden een goed leven maar waren al het besef van toekomst verloren. Ze zagen hoe de planten en dieren rond hen paarden en kinderen kregen en uiteindelijk stierven, een eindeloze cirkel. Het kwam in de geest van geen man op dat het voor de mens ooit hetzelfde was.

    Jacob werd benoemd als leider van het dorp in de bergen en genoot respect en waardering van de mannen rond hem. Als jongste man zat hem echter iets dwars. Hij zag hoe na vele jaren de oude mannen zwak en ziek werden en uiteindelijk stierven. Op een dag was Jacob alleen.

    De dag dat het groepje mannen aankwam bij wat het dorp in de bergen zou worden, rolde er een appel de berg af. Hij kwam tot stilstand tegen Jacobs voet en brak daar spontaan in tweeën. Het stuk fruit bevatte maar één pit. Samen met de oudste man plantte Jacob het zaadje in het meest voedzame stuk grond dat ze konden vinden en zagen de pit uitgroeien tot de grootste en meest perfecte appelboom die de mannen ooit gezien hadden. Ze verbrandden de vier mannen die de reis niet overleefd hadden en mengden de as met het de grond waar het zaadje al aan het ontkiemen was.

    Jacob werkte overdag als smid. Het was zijn taak iedereen in het dorp te voorzien van spijkers, klinknagels of prikkeldraad. Jacob zorgde ervoor dat de jagers elk moment op scherpe speer- of pijlpunten konden rekenen. Hij smeedde samen met een andere man uit het dorp twee grote klokken. Eentje werd in een houten toren bij de ingang van het dorp opgehangen, de ander in eenzelfde toren aan zee. Beide klokken produceerden een zwaar, onzuiver geluid. Jacob smeedde bijlen en creëerde zagen, enkel om gebruikt te worden bij het vellen van hoge bomen. Het kwam nooit op in de geest van één van de zesentwintig bergbewoners op om een wapen te smeden, een wapen om te vechten. Jacob zag de bewoners van het dorp in de bergen sterven en begreep niet hoe zij de dood omarmden. Ze stierven allemaal in vrede. Jacob vreesde de dood. Ook toen Jacob in zijn lichaam voelde dat hij niet eeuwig zou leven, probeerde hij de dood zo ver mogelijk van zich af te houden. In het geheim smeedde hij een zwaard, waarmee hij dacht de dood te kunnen verslaan.

    Toen Jacob de as van zijn laatste buurman met de grond vermengd had zette hij zichzelf met zijn rug tegen de boom. Hij keek voor zich uit en voelde de koude zeewind met zijn haren spelen. Zijn volle, blonde baard toonde de eerste strepen grijs en de haren begonnen langzaam dunner te worden. Ook Jacob werd oud. De zon stak zich weg onder de zee en liet rode, gebroken stralen het dorp in de bergen kleuren. Jacob dacht na over zijn vrienden die gestorven waren in het dorp en vond het een vreemde gedachte dat ook hij ooit zou sterven. Hij dacht dat alles dan tot een einde zou komen, de wereld zou ophouden te bestaan. In zijn lichaam draalde er een geest rond die hem vertelde dat het mensenras al duizenden jaren bestond en op de aarde liep en haar verzorgde, lang voor hij dat deed. Maar hoe dan? Jacob wist het niet, hij wist het antwoord op waar de jonge mannen vandaan kwam niet. Hij keek uit over zee en voelde zich allen. Hij was alleen.

    De stadhouder

    De stadhouder
    De stadhouder in het oosten knielde bij het graf van zijn vrouw. Ze lag opgebaard in de tombe van de koningen van weleer, een groot paleis opgetrokken uit wit marmer. Het was een kille, doodse plaats. De laatste koning was al vele jaren geleden gestorven en had zijn taken kort voor hij het leven verliet overgedragen aan een rijke koopman. Deze man van lagere bloeden bestuurde het land naar het beste van zijn kunnen en wist het rijk gestaag verder uit te breiden. Zijn legers in het westen hadden al lang de overwinning bereikt en waren uit dienst ontslagen, hun missie was volbracht. Niet één van de soldaten was ooit teruggekeerd naar zijn thuis. De legers in het noorden waren verslagen door de kou en beheerden de grens die het koude land van het warme land scheidde. De legers in het oosten werden dagelijks uitgezonden naar waar dat nodig was. Het zuiden bleef een lastig gebied, bewoond door een taai negervolk bezeten door demonen. Zowel de mannen als de vrouwen vochten fel en de stalen wapens van de oostelijke legers leken het niet te deren. Dat was echter niet de grootste zorg van de stadhouder.

    Er waren nu zoveel grenzen die verdedigd moesten worden, zoveel steden die bewaakt moesten worden en zoveel bergen die getrotseerd moesten worden dat er elke dag meer soldaten nodig waren. Op steeds jongere leeftijd werden de jongens met hun vaders en broers gevraagd de stadhouder te dienen zo zij dat konden. De baby’s werden op karren meegenomen en groeiden op tussen soldaten om als één van hen te sterven. Wat eens het oostelijke leger was veranderde in het westelijke leger en woonde nu als een groepje boeren in de bergen die het bestaan van de vrouw vergeten. Hun vrouwen in het verre oosten die al hun kinderen naar de oorlog zagen vertrekken, vergaten hun mannen en hun zonen. De negervolken uit het zuiden verpletterden de legers van de stadhouder in de beslissende slag om de zuidelijke zeeën en haar delta en trokken zich daarna terug. Ze leefden in tenten in de woestenij en gaven geen aandacht aan oorlog. Ze eerden hun goden, respecteerden hun voorvaderen en stierven als goede ouders. De kou trok zich terug en stond de noordelijke legers toe hun opmars voort te zetten. Toen het leger inzag dat er in het noorden niets dan ijs en sneeuw te vinden was, wilde het terugkeren. Het leger werd de doorgang gedwarsboomd door het smelten van een grote ijsvlakte. In enkele dagen was er een meer ontstaan dat het warme land voor eens en voor altijd van het koude land scheidde. Het noordelijke leger vroor dood en zou pas duizenden jaren later teruggevonden worden en eeuwig gevreesd worden als het ondode leger, voor eeuwig opgesloten in het ijs.

    De stadhouder zag de toekomst van zijn rijk donker in. Zijn vrouw was dood, zijn legers verslagen en de vrouwen waren zonder kinderen achtergebleven. De man was echter het meest bedroefd om het verlies van zijn dochter. Dertig jaar geleden was zij op een dag spoorloos verdwenen. De avond dat zij verdween was er een beeldschoon meisje aan de deur verschenen, ze zei dat ze Eva heette. Toen ook de stadhouder, weer vele jaren later, de dood in de ogen keek was hij zijn vrouw en dochter vergeten en stierf zonder herinneringen aan een mooi huis, een kleurige tuin of een gezin.

    De levensboom

    De levensboom
    De appelboom in het midden van het dorp in de bergen voelde zijn kracht. Elke dag groeide hij een stukje en reikten zijn takken verder het dorp in en hoger naar de hemel. In de lente opende de boom met grote vreugde zijn knoppen en toonde zijn prachtigste bloesem aan de stille bergtoppen. In de zomer groeiden felrode en perfect ronde appels aan zijn takken en nooit bezweek de tak onder het gewicht van zijn kroost. In de herfst liet de boom zijn kinderen los, die vervolgens met veel plezier en onder een hels kabaal de berg afrolden en verdronken in zee. In de winter sliep de boom, zijn wortels grepen tot diep in de aarde en zo voelde hij altijd aan wat er zich in de wereld afspeelde.

    Het dorp rond hem was al vele jaren verlaten en de houten huizen waren door de tijd verslagen. De boom had elke bewoner van het dorp zien sterven, tevreden observerend hoe andere bewoners van het dorp de lichamen verbrandden en deze schonken aan de aarde rond hem heen. Het was al zo lang geleden dat de laatste man gestorven was, dat de boom hem bijna vergeten was.

    De boom wist niet hoe deze man heette en ook de man zelf wist het niet. Toen al zijn kameraden gestorven waren wist de achterblijver niet wat hij moest doen. Hij zorgde niet meer voor de dieren en liet zijn akkers ruw achter. Hij liet het graan verdorren en de kolen bloem schieten. Hij liet de huizen van zijn gestorven kameraden instorten, terwijl hij ze zelfs lang na hun dood onderhouden had. De boom zag de runderen en andere dieren dood gaan en nog kwam de man niet in beweging. In het holst van de koude winter lag de man onder een dikke schaapsvacht in zijn huis, het dak was ingestort en de wind deed het houten gebouw schudden. De winter sloeg om in lente en de man kwam nog nauwelijks buiten. Hij vermagerde en negeerde de groentes die zich wild over het land verspreidden. De berghelling waar de appelboom eens zo trots op was, met zijn mooie houten dorp en haar tevreden bewoners verloederde. De man was radeloos en lag dag en nacht zwijgzaam in zijn huis te bibberen, te snikken. Soms schreeuwde hij een dag de meest vreemde kreten, om een week te zwijgen.

    De lente passeerde en maakte plaats voor één van de meest droge zomers in jaren. De man leefde nog steeds en zijn blonde haren waren in enkele maanden grijs geworden. De appelboom had het moeilijk en droeg weinig vruchten. Alle runderen waren dood en de akkers waren gevuld met wilde planten en onkruiden. De boom had in zijn korte leven veel wijsheid verzameld en smeedde een plannetje. Diezelfde avond sloeg een bliksem in de boom.

    Jacob kroop op handen en voeten zijn huis uit en zag hoe de nacht verlicht werd door een hellevuur. De grote appelboom stond in brand, het aandenken aan zijn dorp, zijn kameraden en het leven. Met zijn laatste krachten wist Jacob overeind te komen. Hij leunde vermoeid tegen de restanten van zijn huis en keek toe hoe de boom verbrandde. In een opwelling van woede en droefheid rende Jacob met twee emmers naar zee. Hij negeerde de riviertjes die hem het water zouden schenken om de boom te redden, Jacobs ogen stonden gericht op de grote plas. Hij redde de boom. Zijn linkerhelft was verbrand en alle appels op één na waren vergaan. Jacob wist niet hoe vaak hij de lange tocht naar zee had gemaakt. Hij rende heen en weer zonder te pauzeren, zijn zwaar ondervoede lichaam viel bijna uiteen. De boom keek tevreden toe en besloot dat zijn plannetje geslaagd was, hoewel de pijn en de gruwelen van het vuur hem vele jaren zouden achtervolgen. Met het redden van de boom had Jacob zichzelf gered.
    Bij het doven van de laatste vlam viel Jacob naast de boom in slaap. Hij sliep drie dagen en drie nachten en werd gewekt door een magische stem.

    De appelboom zag zijn plannetje als meer dan geslaagd. Niet enkel had hij gehoopt dat de man met het leiden van de boom terug leven in werd geblazen, er was nog iemand naar het dorp gekomen, waarschijnlijk aangetrokken door de grote vlam. Iemand die voor de man zorgde, het dorp herbouwde en nieuwe dieren ging zoeken landinwaarts. De boom vroeg zich ook af wie deze persoon was. In het diepe van de aarde voelde de appelboom dat de oorlog ten einde was en dat het een uiterste van de mensen had gevraagd. Waarom zou iemand dan zo gek zijn naar het uiteinde van de wereld te komen en daar voor een oude man te zorgen? De appelboom verwonderde zich over nog veel meer. In minder dan een jaar brak de nieuwe bewoner van het dorp in de bergen alle huizen op twee na af en repareerde het paar dat overbleef. In minder dan een jaar tijd veranderde het dorp in de bergen volledig. De boom keek elke dag met groeiende bewondering voor de harde werker hoe de berghelling veranderde. Het kende nu twee goed onderhouden huizen, een schuurtje, drie stallen en ook de twee klokkentorens waren in ere hersteld. Er graasde nieuw vee op de grashellingen en aan de kust en in het dorp waren de meest prachtige bloemen aangepland. Rond de appelboom groeiden als de spaken van een wiel lage ligusterheggen, de ruimte tussen elk werd opgevuld met netjes verspreide rozen. De twee huisjes hadden een kleurrijke voortuin en van de klokkentoren in het dorp liep een pad van steen met aan weerszijde bloemen naar de kust. Een jaar lang werkte de nieuwkomer hard en bekeek de appelboom deze persoon met verbazing en genoot vol waardering van het kleine paradijs om hem heen. Het dorp in de bergen was weer één van de weinige door de oorlog ongeschonden plaatsen in de wereld.

    Het geschenk van de Levensboom

    Het geschenk van de levensboom
    Jacob stond met de vrouw die het dorp in de bergen herbouwd had onder de appelboom. Het was de avond van de eerste dag waarin Jacob op eigen kracht door het dorp had gelopen en de nieuwe pracht had bewonderd, het was hoogzomer. Er was zoveel veranderd. Het enige wat niet was veranderd toen Jacob zijn huis verliet, was de appelboom. Zijn linkerhelft genas niet en de boom droeg nog altijd maar één appel.

    Jacob bekeek de vrouw naast hem. Ze was mooier dan de mooiste vrouw die Jacob ooit gezien had, ondanks dat ook zij al vele jaren de zon had zien opkomen en verdwijnen. Het komen van deze vrouw had Jacob in verwarring gebracht. Hij begreep niet waar deze mens, zo anders dan hij, vandaan kwam. ‘Zij’ was anders dan dat ‘hij’ was, er was een verschil. Zo stonden Jacob en de vrouw al enige tijd zwijgzaam onder de boom en bekeken zijn takken. Jacob besefte dat deze vrouw een jaar lang voor hem had gezorgd, hem had verschoond en gevoed. Hij schaamde zich.
    Toen Jacob zijn huis verliet had de vrouw hem op enige afstand gadegeslagen terwijl ze met haar handen in de aarde tussen de bloemen wroette. Met haar ogen had ze hem gevolgd en toegekeken hoe hij zijn nieuwe woonplaats in zich opnam. Jacob was met moeite de berghelling afgedaald en had lang uitgekeken over zee toen hij de klok vanuit het dorp tussen de bergen hoorde galmen. Bruisend van energie had hij naar de klokkentoren bij het strand gerend en deze minuten aan een stuk doen luiden. Met grote passen had hij opnieuw de berghelling beklommen. Uitgeput zette hij zich met zijn rug tegen de appelboom waar hij enkele malen diep in- en uitademde. Hij leefde weer!

    Hij zag hoe de vrouw zonder een woord te spreken langs hem heen liep en zijn eigen huis betrad. Jacob volgde haar en rook toen pas de geur van gebakken schaapsvlees. Met grote eetlust en weinig manieren had Jacob zich op het maal gestort. Ondertussen keek de vrouw zwijgend, maar geamuseerd toe en at haar eigen bord leeg. De zon begon achter de zee weg te zakken toen Jacob zich volgegeten had en zich voor het eerst sinds lang voldaan voelde. Hij wilde de vrouw bedanken op het moment dat zij het huis uitstapte en onder de appelboom ging staan.

    ‘’Ik wil u zo graag bedanken, voor alles.’’ bracht Jacob moeilijk uit. Hij had lang niet gesproken en het kostte hem moeite alle woorden juist uit te spreken. ‘’Wat kan ik voor u doen?’’
    De vrouw hief haar hoofd de lucht in en fixeerde haar blik op de ene appel die de boom droeg. Ze draaide haar hoofd en keek Jacob aan. Weer verbaasde Jacob zich over haar schoonheid.
    ‘’Vertel me je naam.’’
    ‘’Is dat alles wat u vraagt?’’ stamelde Jacob. ‘’Ik heb geen naam.’’ bracht hij met enige moeite uit. Hij kneep zijn handen tot vuisten. ‘’Het spijt me zo erg.’’ Jacob zakte ineen en sloeg met de achterkant van zijn hoofd tegen de harde bast van de boom. Hij trok zijn knieën op en sloeg zijn armen er rond en begon zachtjes te snikken.
    De vrouw zakte door haar knieën en legde een hand op Jacob zijn hoofd. Ze fluisterde hem toe: ‘’Huil niet. Het is nooit te laat voor een naam. Geef me je hand.’’ De vrouw stak haar hand uit. Jacob greep deze en wist met hulp van de vrouw overeind te komen.

    Hand in hand daalden de man en de vrouw de berghelling af en keken uit over het vee dat rustig graasde en het lange gras dat zacht op de wind wiegde. Ze gingen naast elkaar zitten en keken uit over de zee en zagen de zon verdwijnen. Het was een uitzonderlijk mooie zonsondergang en de bergen zwegen. Het vee was gaan liggen en de beekjes stopten met stromen.
    Er botste iets tegen Jacob zijn rug aan. Hij draaide zich om en zag een appel die zich diep in het lange gras verstopt had. Voordat Jacob de appel kon oprapen brak deze in tweeën en gaf één pit vrij.
    ‘’Ik weet een naam voor je.’’ zei de vrouw.

    Negen maanden later baarde Eva twee zoons en brak de appelboom onder het gewicht van zijn appels.
     
  2. ArtificialFaith

    ArtificialFaith Active Member XBW.nl VIP

    Berichten:
    2.266
    Leuk Bevonden:
    1.540
    pfff moet ik dit allemaal lezen :+ komt voor de bakker Willem.. ooit :+
     
  3. Mtthz

    Mtthz XBW.nl VIP XBW.nl VIP

    Berichten:
    588
    Leuk Bevonden:
    38
    Godverkut wat een tekst:cool: Lees wel als ik zin heb om te lezen:cool:
     
  4. Remco

    Remco Guest

    Maybe later willem.. Maar dan print ik het wel even uit;)
     
  5. Viktortje

    Viktortje Rest in pieces!

    Berichten:
    3.576
    Leuk Bevonden:
    11
    Misschien moet je gebruik maken van alinea's?
    Dit is namelijk niet echt aantrekkelijk om te lezen (zie reactie andere members:+)
     
  6. Riddick

    Riddick --

    Berichten:
    735
    Leuk Bevonden:
    0
    Too long didn't read :+ Ok, dan serieus. Heb er nu geen tijd voor en misschien als je er witregels tussen zou plakken dan zou het wat hachelijker zijn om te lezen, as stated above :)
     
  7. Willem

    Willem Obi-Willem XBW.nl Bestuur

    Berichten:
    13.173
    Leuk Bevonden:
    686
    Kán aan mij liggen, maar ik zie toch echt witregels en alineawerking staan. :eek: Alles wat bij elkaar hoort, staat bij elkaar. Overigens is enkel het eerste deel zo lang, de rest is wat korter. Maar je moet wel het eerste lezen. :+
     
  8. Slaatje B

    Slaatje B XBW's Dark Knight

    Berichten:
    97
    Leuk Bevonden:
    0
    Ik moet eerlijk toegeven dat ik ook die alinea's niet zie hoor :+
    Af en toe heb je 1x op enter gedrukt maar daar mag er nog wel eentje bij :9

    Wat is de doelgroep hiervan, ik haakte namelijk af bij zin 1.
    Er was eens..
    Ik kan niet tegen die zin, dat maakt het gelijk kiddie en sprookjesachtig, als het de bedoeling is om een kinderboek/sprookje te schrijven, snap ik het helemaal, zo niet.. dan zou ik een andere openingszin gebruiken :x
     
  9. tricker

    tricker Semper Fi

    Berichten:
    3.343
    Leuk Bevonden:
    0
    Geniaal!!

    Moet zeggen ben begonnen met lezen en alinea's of die er wel of niet zijn ik lees toch gewoon stom door :+ Niet verkeerd Willem! Moet zeggen sommige dingen klinken wat raar maar van de rest leuk gedaan!!
     
  10. Willem

    Willem Obi-Willem XBW.nl Bestuur

    Berichten:
    13.173
    Leuk Bevonden:
    686
    Dat heb ik inderdaad expres gedaan, om het een bepaald sprookjes idee mee te geven. Als je een verhaal nou niet afschrijft op één zin. ;) Overigens is de doelgroep zo ongeveer 16+, maar dan wel mensen die graag lezen.

    Geniaal? Het hele verhaal, of vond je iets grappig of...?

    En wat vond je raar?

    @All: Ik zal wel bij elke alinea een ENTER zetten.
     
  11. TumTumTum

    TumTumTum LoW Wattuppaaa

    Berichten:
    733
    Leuk Bevonden:
    0
    ik vind de eerste alinea zo ongelooflijk kinderachtig dat ik ben afgehaakt.
     
  12. kilon

    kilon Active Member

    Berichten:
    582
    Leuk Bevonden:
    0
    :lol::lol::lol:
     
  13. Willem

    Willem Obi-Willem XBW.nl Bestuur

    Berichten:
    13.173
    Leuk Bevonden:
    686
    Heh, oké. Kan. Het is ook wel een bepaalde stijl, waar je wel of niet van houd.

    Denk je dat er geen jongeren zijn die graag lezen? :)
     
  14. Danger

    Danger XBW Groentje

    Berichten:
    2.146
    Leuk Bevonden:
    0
    Net het eerste verhaaltje gelezen. Ik vind het wel leuk om te lezen alleen het einde is zo'n anti climax. Het werkt continue ergens naar toe en ik had een soort van wraak verwacht richting al die mensen maar het tegendeel gebeurt, ze laat ze voor wat het is, ze vlucht... Leuk verhaaltje, ga de andere ook ééns lezen als ik meer tijd heb!
     
  15. kilon

    kilon Active Member

    Berichten:
    582
    Leuk Bevonden:
    0
    Oh jawel hoor. Ik lees in de zomervakantie ook altijd nog best veel.
    Maar het is wel de leeftijd waar het volgens mij het minste is. Daarvoor leren ze het nog of moet het van school. En daarna (20+) heb je weer meer tijd en kijk je ook anders tegen het leven aan. (volwassener)
     
  16. MM90

    MM90 -xxx-

    Berichten:
    511
    Leuk Bevonden:
    0
    TE lelijk of TE mooi. Een dilemma. Tenminste, dat is wat ik opmaak uit het eerste verhaal.
     
  17. Willem

    Willem Obi-Willem XBW.nl Bestuur

    Berichten:
    13.173
    Leuk Bevonden:
    686
    Oké, bedankt! Leuk!

    Aye, dat denk ik ook wel. Als ik mijn klas kijk hoeveel mensen er graag of veel lezen, is dat ook niet veel. ;)
     

Deel Deze Pagina