Werkwoordelijk gezegde, WWG, zijn de werkwoorden in de zin plus persoonsvorm.
Dus bijvoorbeeld: Ik ben nu naar muziek aan het luisteren.
Pv vind je door vragen te maken, Ben ik nu muziek aan het luisteren?
Of door de zin in een andere tijd te zetten. Ik was muziek aan het luisteren.
Dan heb je de pv, ben. En de werkwoorden in de zin zijn alleen maar luisteren. Dus dan is het wwg Ben aan het luisteren, of ben luisteren maar ik denk het 1e. Ik pak me NL boek wel even .
Mijn NL boek zegt:
Wwg: alle werkwoordsvormen van een zin samen, behalve de koppelwerkwoorden.
Vb: Jullie hond heeft mij gebeten.
Heeft + gebeten, dus heeft gebeten is het WWG.
Nu het NWG: als er een koppelwerkwoord in de zin staat, geer de zin een NWG. Het NWG bestaat uit 2 delen. Een werkwoordelijk en een naamwoordelijk deel.
Vb: onze buurman is slager.
NWG: Is slager
WW deel: is
NMW dee: slager
Hoop dat het nu wat duidelijker voor je is!
Laatst bewerkt: 17 nov 2010