Indonesië rijk aan voedingsstoffen, grondstoffen en mineralen, rijst, maïs, suiker, hout, rubber, tabak, koffie, thee, aardolie en tin.
16e eeuw eerste Europeanen in Indonesië, Portugese handelaren.
Doel: handel drijven met de Indonesische vorsten. Zo kreeg Portugal rechtstreeks de specerijen in handen en verliep het niet langer via de Arabieren. De prijs van de specerijen zou dalen en de Portugezen zouden ze met veel winst in Europa kunnen verkopen.
1596 Nederlandse expeditie bereikt Oost-Indië, vele Nederlandse expedities van verschillende compagnieën volgen. De markt word overspoeld met producten uit Indië.
Door de concurrentie:
dalen de prijzen van de specerijen in Nederland.
Stijgen de inkoopprijzen van de specerijen in Oost-Indië.
De winsten dalen.
1602
De republiek der zeven verenigde Nederlanden grijpt in.
De verschillende compagnieën worden een compagnie.
Oprichting VOC (Verenigde Oost-Indische compagnie).
Taken VOC
Handel drijven met de inheemse vorsten; handelscontracten.
Alle Europese handelaren verdrijven uit Oost-Indië
Kleine handelsposten of factorijen stichtten aan de kust, belangrijkste Batavia.
Streven naar een handelsmonopolie in specerijen.
Diplomatie (verdragen sluiten), geweld en strafexpedities.
18e eeuw De VOC:
Bestuurt een groot deel van Java en de Molukken.
Was de eigenaar van de Nederlandse bezittingen in Indonesië.
Was destijds de grootste handelsmaatschappij ter wereld.
1798 de VOC werd opgeheven.
Concurrentie met Engeland..
De Nederlandse regering nam alle bezittingen en schulden over.
1830-1870 cultuurstelsel
Doel:
Zoveel mogelijk winst maken voor Nederland (batig slot: bedrag dat bij verkoop van goederen overblijft na aftrek van kosten).
De Nederlandse handelsmaatschappij (NHM), dit staatsbedrijf had de taak het cultuurstelsel in goede banen te leiden en hadden het monopolie op het vervoeren en handelen van goederen uit Nederlands-Indië.
Werking :
Elke boer moest een vijfde van zijn grond gebruiken voor gewassen voor de Europese markt (=cultures, peper, suiker, koffie, thee en tabak).
Deze producten werden tegen een laag ‘’plantloon’’ verkocht aan de NHM.
De NHM vervoerde de producten naar Europa om ze daar weer te verkopen.
Met de winst werden er in Nederland spoorwegen en kanalen aangelegd.
Dualistisch bestuurstelsel
In Indonesië waren er twee besturen. Dit bestond uit het Nederlandse bestuur en het inlandse bestuur.
Het Nederlandse bestuur werd geleid door de gouveneur-generaal geholpen door residenten.
Het inlandse bestuur bestond uit vorsten of regenten. Zij deden wat Nederlandse regering wilde.
Bestuur in werking:
Leiding: gouverneur-generaal.
Kleine groep Nederlandse residenten: zij gaven opdrachten en controleerden de uitvoering.
Welke gewassen waar verbouwt moesten worden.
Grote groep Indonesische bestuurders: regenten (Indonesische adelen)
Lieten dorpelingen onbetaald wegen en fabrieken bouwen (herendiensten).
De bestuurders, zowel Nederlandse als Indonesische, profiteerden van dit cultuurstelsel.
Bestuurders werden beloond met een premie bij een grotere productie kregen ze een grotere premie. Conclusie : grotere productie meer geld.
De Indonesische bestuurders lieten hun boeren dan ook zoveel mogelijk verplichte gewassen verbouwen.
Gevolgen cultuurstelsel:
Industrialisering met name suikerfabrieken (boeren verplicht suikerriet te verbouwen).
Infrastructuur verbeterd door aanleg (spoor)wegen (vaak onbetaald aangelegd door de Indonesische bevolking; herendiensten 66 dagen per jaar).
Geld kwam in omloop; plantloon (als hun land meer opbracht dan verplicht aan Nederland te leveren).
De werkdruk van de Indonesische boeren nam toe. (door het verbouwen van de verplichte gewassen hadden de boeren minder tijd voor hun eigen voedsel productie hongersnoden).
1870
Einde cultuurstelsel.
Het parlement was voor een vrije economie (grondwet 184
.
Geen overheidsbemoeienissen .
Economische reden:
Suikerwet. Door de suikerwet konden Europese particuliere bedrijven zich in Nederlands-Indië vestigen om suikerrietplantages te beginnen. ( 1870).
Politieke reden:
Agrarische wet (1870 ).
Ontstaan grote particuliere bedrijven/landbouwbedrijven.
Vooral op Sumatra grote landbouwondernemingen.
Op plantages werd tabak verbouwd. Ook rubber en palmolie gewonnen
Onvoldoende arbeidskrachten; invoering contractarbeid.
- Vanaf 1870 steeds meer Europese planters.
- Particulieren gaan naar Indië en beginnen daar hun plantages en mijnbouw ondernemingen ( 1850 mijnwet).
- zoeken naar werknemers, eerst chinezen, koelies.
- later inheemse bevolking.
- werk is heel zwaar en slecht betaald. Pas na 1880 veranderde de situatie een beetje. In een nieuwe wet werden zaken als verzorging, voeding en betaling geregeld.
Atjeh oorlog ( 1873-1904 )
Expansie gebiedsuitbreiding op Sumatra.
Motieven
Modern imperialisme.
Piraterij opheffen.
Concurrentie voorkomen (Frankrijk, Italië, V.S.).
Aardolie.
Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL)
Hielpen het bestuur bij het handhaven van de orde.
Niet alleen Nederlanders in dienst, ook Molukkers.
Ethische politiek (rond 1900)
Voogdij gedachte (Nederland ‘’moeder’’ Indonesië ‘’kind’’) .
Doel:
Welvaart en welzijn lokale bevolking verbeteren.
Ontwikkeling van landbouw, zorg en onderwijs.
Landbouw
Landbouwkredieten.
Irrigatiewerken.
Betere gewassen (rijstsoorten).
Verbetering infrastructuur.
Zorg
Bouw ziekenhuizen.
Vaccinatieprogramma’s.
Nieuwe geneesmiddelen.
Onderwijs
Bouw scholen in dorpen (desascholen).
Oprichting scholen die aansloten op westers middelbaar onderwijs.
Beter lesmateriaal.
Beter opgeleide docenten.
Gevolgen
Voedseloverschot.
Daling kindersterfte.
Stijging levensverwachting.
Bevolkingsgroei.
Afname analfabetisme.
Toenemend zelfbewustzijn.
Ontstaan nationalisme.
Verspreiding Westerse ideeën.
Democratie.
Communisme.
Nationalisme.
Nationale bewegingen
Boedi Oetomo ( 1908 ) ‘’het schone streven’’.
Uitbreiding van het onderwijs.
Meer invloed op het bestuur.
Indonesische eenheidsgedachte: een land, een volk.
Sarekat islam (1912), islamitische partij.
Verbeteren economische positie van de leden, streefde niet naar onafhankelijkheid.
Politieke vereniging.
In 1919 ontbonden op beschuldiging van het plannen van een opstand tegen het koloniale gezag.
Politieke organisaties
Partai kKmunis Indonesia (PKI) ( 1914 ), comunistische partij Indonesië
Strijd tegen het imperialisme .
Werd door leden uit sarekat islam opgericht.
Organiseerde stakingen.
1926 oproep tot opstand (doel: communistische revolutie in Indonesië).
Orde werd hersteld door de KNIL, de leiders werden opgepakt en de partij werd verboden.
Partai Nasional Indonesia (PNI) (1927), nationalistische partij Indonesië
Indonesië als nationale eenheid.
Doel: stichten van een nationale staat Indonesië dat het hele gebied van Nederlands Indi moest omvatten.
Leiders : Soekarno, Mohammed Hatta.
Volksraad ( 1918 )
Opgericht door koloniaal bestuur als antwoord op de roep om meer politieke inspraak voor de lokale bevolking.
60 leden (30 ind. 25 ned. 5 chin.).
Leden werden deels gekozen (beperkt kiesrecht) en deels aangesteld
Beperkte macht, vooral een adviserende rol.
In 1936 diende Soetadjo, lid van de volksraad, een petitie in waarin hij riep tot een conferentie, tot onafhankelijkheid.
De petitie werd door de Nederlandse overheid afgewezen
Gevolg: groei radicaal nationalisme.
WO II : de Japanse bezetting
Aanval op Pearl Harbor (7-12-1941) .
Amerikaanse marine in grote oceaan uitgeschakeld.
Nederlands-Indië doelwit voor Japanse leger.
Capitulatie Nederlands-Indië (8-3-1942).
De meeste Nederlands verdwijnen in kampen (jappenkampen).
Einde Nederlandse heerschappij.
Onafhankelijkheid voor Indonesië?
Een deel van de bevolking haalt de japanners met veel gejuich binnen.
Veel Indonesiërs waren verbaasd over de snelle nederlaag van de Nederlanders (verstrekt zelfbewustzijn en nationalisme).
Japan beloofde onafhankelijkheid onder Japanse bescherming (om het aan grondstoffenrijke Indonesië aan hun kant te krijgen).
Soekarno en Hatta werken nauw samen met de Japanners.
Doel:
Onafhankelijkheid. Indonesisch leger word opgericht en getraind door Japanners.
Indonesia merdeka (17-08-1945) ‘’Indonesië vrij’’
Capitulatie Japan (15-08-1945) als gevolg van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki.
Hatta en Soekarno roepen onder druk van fanatieke jongerenbewegingen het onafhankelijke Indonesië uit.
Nederland accepteerde de Indonesische onafhankelijkheid niet
Nederland vond dat Nederland en Indonesië elkaar nodig hadden.
Soekarno werd niet door het hele volk gesteund.
De Indonesiërs konden in de ogen van de Nederlanders hun land nog niet zelf besturen (Nederland wilde in een periode van 25 jaar stap voor stap de macht aan Indonesië overdragen).
Veel onduidelijkheid in indonesië na de Japanse capitulatie
Japanse soldaten bleven op verzoek van Engeland en de VS in Indonesië om de orde te handhaven.
Er waren vanaf 1945 t/m 1949 twee Indonesische landen
Nederlands-Indië (Nederland)
Republiek Indonesië (Indonesië)
De weg naar Indonesische onafhankelijkheid bestaat uit:
Onderhandelen.
Oorlog.
Linggadjati- akkoord
15-11-1946.
Afspraken over het langzaam onafhankelijk laten worden van Indonesië.
21-7-1947 eerste politionele actie (actie product)
Binnenlandse ‘’politie actie’’ om de orde en rust te herstellen.
In werkelijkheid militair ingrijpen door de Nederlandse overheid.
Beide landen hielden zich niet aan de gemaakte afspraken, er kwam steeds meer internationaal protest.
17-1-1948 Renville-akkoord
Op het oorlogsschip de Renville kwamen Nederland en Indonesië met elkaar praten
Onder dwang van de V.S. en de V.N.
Mislukking, beide partijen deden niet hun best om tot een vreedzame oplossing te komen.
18-12-1948 tweede politionele actie
Oorlogsmisdaden aan beide kanten.
Soekarno en Hatta gevangen genomen.
27-12-1949 onderhandelingen in Den-Haag
Onder druk van de V.S. die dreigden de Marshall-hulp (= financiele hulp aan Nederland) stop te zetten.
De V.N. keurt de oorlog in Indonesië af.
Soekarno en Hatta vrijgelaten.
Nederland aanvaard de Indonesische onafhankelijkheid soevereiniteit.