Het huiswerk draadje

Ik moet over 3 weken een beschouwing van 15 minuten houden, waarbij ik van een actueel onderwerp dus beide kanten moet bespreken en beargumenteren. Heeft iemand een goed onderwerp waar je niet meteen een uitgesproken mening over hebt, of anders wel 1 waar ook de andere kant goede punten kan hebben?
Je zou me er echt enorm veel mee helpen, heb namelijk in de vakantie het nieuws niet gekeken

 

Economische crisis, DSB Bank, Mexicaanse Griep?

 

Wilders --> hoofddoekjesbelasting

 

AOW-leeftijdsverhoging.

 

Ik denk dat uit deze onderwerpen de AOW-leeftijdverhoging nog wel het beste is, omdat je hierbij denk ik makkelijker beide kanten kan beargumenteren? Ik zou bv zo echt niet weten hoe ik een beschouwing zou kunnen maken van Mexicaanse griep en hoofddoeken belasting?

Alvast enorm bedankt heh!
Als iemand nog een goed onderwerp heeft, laat maar horen

 

Een Wiskunde vraag.
Heeft met gelijkvormige driehoeken te maken. Kruislings vermenigvuldigen.



Zou t niet weten.. antwoord is 3.3

 

Bereken CL?
Maar die staat er toch al, of heb je het verkeerd opgeschreven?
Of wil je KC weten?

 

Ah wat een faal Ik bedoel CK ofc..

 

Het gedoogbeleid (softdrugs) ?

 

Driehoek is LCK is een geschaalde versie van ABK en een gedraaide, geschaalde versie van ALD (dat zie je aan die kruising, waarvan de hoeken ALD en KLC gelijk zijn en twee zijdes lopen parallel).

AB = 10
DL + LC = AB (even lang)
LC = 4
---> dus DL = 10-4 = 6

Nu gebruik je gelijkvormigheid. De zijde DL in driehoek ALD is analoog aan LC in LCK. De verhouding is 6/4 = 1,5. Dus driehoek LCK is 1,5 keer kleiner dan driehoek ALD.
Wat je wilt weten is de lengte van zijde CK. Dit ga je doen aan de hand van gelijkvormige driehoeken, dus wat je wilt weten is welke zijde in de andere driehoek correspondeert met CK. Als je even goed kijkt, zie je dat dat zijde AD is. Zijde AD is hetzelfde als CD en die heeft lengte 5.
Nu gebruik je die schalingsfactor die je net hebt berekent, wat de verhouding tussen die twee gelijkvormige driehoeken aangeeft. Die factor was 1,5.
CK = AD / 1,5 = 5 /1,5 = 3,3

 

Schalings factoren hebben niks met het hoofdstuk te maken?
Kruislings vermenigvuldigen als het bekent voor komt?

 

Dat is ook zoals ik het zou doen. Helaas moest ik hier laatst mijn nichtje bijles over geven en het blijkt dus dat zij het niet zo mogen/kunnen.

Zo moest zij het in ieder geval op schrijven:

driehoek L1CK ~ driehoek L2DA } hoek L1 = hoek L2, hoek C = hoek D, hoek K = hoek A

driehoek L1CK| L1C | L1K | CK
________________________
driehoek L2DA| L2D | L2A | DA

dan invullen en kruislings vermenigvuldigen.

edit:
L1C = 4
DL = DC - LC = 6
AD = BC = 5

dan een iets kleinere versie van de tabel van hierboven, aangezien je schuine zijdes niet hoef te gebruiken bij het berekenen en je die nog niet weet:

driehoek L1CK| L1C | CK
___________________
driehoek L2DA| L2D | DA

na invullen krijg je:


driehoek L1CK| 4 | CK
__________________
driehoek L2DA| 6 | 5

kruislings vermenigvuldigen geeft:

CK = (5*4)/6 = 20/6 = 3,3

 

In dit geval gebruik je Snavel-figuur dus ook wel de gelijkvormige driehoeken ALD en LCK zoals Matrix al aangaf.

@ Marty, ik heb het ook via die tabel geleert en dan kruislings vermenigvuldigen maar dat is imo een stap om het makkelijker te maken. Het snelste is om gelijk de vergrotende/verkleinende factor op te zoeken zoals 6/4 = 1,5. Maar allebei even makkelijk vind ik.

 

Het was voor mij heel diep graven om het zo uit te leggen aan mijn nichtje, maar als ze het dus zo niet doen/opschrijven (weet niet of het ook bij Syn3rgy op school is) krijgen ze minpunten op de toets.

Hoop dat je wat aan mijn uitleg hebt trouwens :b:

 

Thanks allemaal!

Props to you Marty

Wij krijgen geen minpunten maar gewoon geen punten!

 

Syn3rgy, zie je in dat mijn "schalingsfactoren" eigenlijk precies hetzelfde is als kruislings vermenigvuldigen en die tabelmethode?

Ik berekende de schaling door twee gelijkvormige zijdes op elkaar te delen en de verhouding te bepalen. 6/4 = 1,5 en dat gebruik ik voor 5/1,5 = 3,3.
Dus 6/4 = 1,5 en 5/3,3 = 1,5 --> Dat betekent dat 6/4 = 5/3.3. Dat is precies hetzelfde als wat die tabel doet:
6 | 5
-------
4 | CK

===>

Code:

6     5
-  =  -  =  1,5
4     CK

6 * CK = 5 * 4 ===> CK = 3,3


Dit alles voegt niks aan wat Marty al heeft gezegd, maar ik hoop dat je inziet dat het allemaal hetzelfde is en dat het allemaal gaat om verhoudingen. Dat is wat je in die tabel doet.


@ Marty, dan is die school gewoon debiel. Als je leerlingen dwingt een bepaalde methode toe te passen, dan leer je een aap een truukje na te doen. No offense tegen jou, maar middelbaar onderwijs veel te weinig inzichtelijk. Daar heb je later alleen maar last van.

 

Hoop dat iemand mij kan helpen

Ik heb voor mijn opleiding Middle management de volgende opgave :

Produceren is niet alleen het vervaardigen van producten. Geef van de volgende personen aan welke dienstverlening zij "produceren" :
- Een jager
- Een auteur
- Een acteur
- Een uitgever

Ik heb het boek al een aantal keer doorgenomen maar ik kom hier niet uit.
Wat wordt er bedoeld met produceren.. moet ik dan denken in termen als voor bijvoorbeeld de jager consumptieve dienstverlening??

alvast bedankt voor de moeite

 

Produceren wordt er toch mee bedoelt wat hij/zij ervan maakt xD?
Een jager produceert rauw vlees want hij haalt het vel eraf O_O
Een acteur produceert scenes
Een uitgever produceert een boek toch?

 

Ik denk niet zozeer dat een uitgever een boek produceert, maar dat hij als dienst het boek publiceert voor de auteur. De auteur produceert het boek.

 

Dus dan zou dat een publicerende dienstverlening zijn thanks